Skip to main content

Afvaardiging van DUCA aanwezig bij UEG week in Barcelona

Afgelopen week heeft een afvaardiging van de DUCA (Dutch Upper GI Cancer Audit) een bezoek gebracht aan de United European Gastroenterology (UEG) week in Barcelona. Door middel van een mondelinge presentatie en een poster presentatie werden enkele resultaten van de DUCA gepresenteerd:

Samenvatting mondelinge presentatie: 
Het optimale interval tussen neo-adjuvante chemoradiotherapie en slokdarmresectie voor slokdarmcarcinoom.

L.R. van der Werf, J.L. Dikken, M.I. van Berge Henegouwen, G.A.P. Nieuwenhuijzen, B.P.L. Wijnhoven. Namens de wetenschappelijke commissie van de Dutch Upper Gastrointestinal Cancer Audit.

Introductie
Bij slokdarmcarcinoom bestaat geen consensus over de optimale timing van resectie na neo-adjuvante chemoradiotherapie (nCRT). Het doel van deze studie was om het optimale interval tussen nCRT en resectie te bepalen voor de beste pathologische respons. Daarnaast werd gekeken naar de invloed van dit interval op per- en postoperatieve complicaties.

Methode
Voor de analyses werden gegevens uit de landelijke, prospectieve database, de Dutch Upper Gastrointestinal Cancer Audit (DUCA) gebruikt. Patiënten met een slokdarmcarcinoom, die tussen 2011 en 2016 nCRT gevolgd door een slokdarmresectie ondergingen werden geïncludeerd. Het
percentage patiënten met een pathologisch complete respons (pCR) en per- en postoperatieve complicaties werd vergeleken met gebruik van univariabele en multivariabele logistische analyse. 

Resultaten
Er werden 3102 patiënten geïncludeerd. Het mediane (interkwartielafstand) interval tussen einde nCRT en chirurgie was 8 (7-10) weken. Het interval was opgesplitst in zes (A-F) groepen: 0-5 weken (A; n=157), 6-7 weken (B; n=878), 8-9 weken (C; n=972), 10-12 weken (D; n=720), 13-14 weken (E; n=195) en 15 of meer weken (F; n=180). In de groepen E en F waren significant meer patiënten met een ASA III+ en proximale of mid-esophageale tumor. De pCR rate in groep A tot F was 31%, 28%, 26%, 31%, 40%, en 37%, respectievelijk. In multivariabele analyse, een verlengd interval (groepen D-F voor adenocarcinoom en groepen E en F voor plaveiselcelcarcinoom) was geassocieerd met een hogere kans op pCR. Deze groepen hadden dezelfde kans op peroperatieve en (ernstig) postoperatieve complicaties. De groepen D en F waren geassocieerd met een hogere kans op 30-dagen mortaliteit.

Conclusie
Een verlengd interval (≥10 weken voor adenocarcinoom en ≥12 weken voor plaveiselcel carcinoom) tussen nCRT en slokdarmresectie is geassocieerd met een hogere kans op pCR en leidt niet tot een hogere kans op complicaties. We denken dat de hogere kans op 30-dagen mortaliteit toe te schrijven is aan selectie bias.

 

Samenvatting poster presentatie: 
Toenemende lymfeklieropbrengst bij slokdarmresecties: uitkomsten van een landelijke audit.

L.R. van der Werf, J.L. Dikken, M.I. van Berge Henegouwen, G.A.P. Nieuwenhuijzen, B.P.L. Wijnhoven. Namens de wetenschappelijke commissie van de Dutch Upper gastrointestinal Cancer Audit.

Introductie
‘Een minimumaantal van 15 lymfeklieren in het resectiepreparaat’ wordt gebruikt als kwaliteitsindicator binnen de oncologische slokdarmchirurgie. Het doel van deze studie is het analyseren van de uitkomsten op deze indicator in Nederland in de afgelopen jaren en bepalen welke factoren geassocieerd zijn met deze uitkomst.

Methode
Patiënten met een slokdarmcarcinoom die een in opzet curatieve slokdarmresectie ondergingen en geregistreerd zijn in de ‘Dutch Upper gastrointestinal Cancer Audit’ tussen 2011-2016 werden geïncludeerd. Het gemiddelde percentage patiënten met ≥15 lymfeklieren werd geanalyseerd per jaar en per ziekenhuis. Daarnaast werd in univariabele en multivariabele analyse gekeken naar de mogelijke associatie tussen het behalen van ≥15 lymfeklieren en de factoren leeftijd, Charlson score, BMI, cT-, cN-, cM-stadium, tumorlocatie, tumorhistologie, neo-adjuvante therapie, type procedure, peroperatieve complicaties, ziekenhuisvolume (in groepen van 0-25, 26-50, 51 of meer resecties per jaar) en het jaar van de operatie.

Resultaten
Het landelijk percentage patiënten met meer dan ≥15 lymfeklieren steeg tussen 2011 en 2016 van 51% naar 81%. De variatie tussen ziekenhuizen is afgenomen. Multivariabele analyse toonde de volgende factoren geassocieerd met ≥15 lymfeklieren: cN2-stadium (OR [95% betrouwbaarheidsinterval]: 1.37[1.05 – 1.79]), operatie in een ziekenhuis met >50 resecties/jaar (referentie: 0-25 resecties, 2.03[1.57-2.63] and 3,21[2.43-4.23]) en operatie tussen 2013-2016 (referentie: 2011, ORs: 1.55, 1.81, 2.43, 2.20, 2.64). Factoren geassocieerd met <15 lymfeklieren waren: neo-adjuvante chemoradiotherapie (referentie: geen neo-adjuvante therapie, 0.66[0.47-0.93]), peroperatieve complicatie (0.55[0.39-0.80]) en open en minimaal invasieve transhiatale resecties (referentie: open transthoracaal, 0.24[0.18-0.32] en 0.38[0.26-0.55]). Postoperatieve morbiditeit en mortaliteit waren niet geassocieerd met ≥15 lymfeklieren.

Conclusie
De uitkomsten op de kwaliteitsindicator ‘een minimumaantal van 15 lymfeklieren in het resectiepreparaat’ zijn toegenomen tussen 2011 en 2016, daarnaast is de variatie tussen ziekenhuizen afgenomen. Zowel cN-stadium, voorbehandeling, het type procedure, en het optreden van een peroperatieve complicatie en het ziekenhuisvolume lijken geassocieerd te zijn met de uitkomst.

Meer informatie over de United European Gastroenterology week vindt u hier.