Al sinds de start van DICA is het terugdringen van de registratielast een speerpunt. De oplossing ligt onder meer in een slimmer gebruik van ICT. Maar dat is zeker niet het enige.
Het aantal kwaliteitsregistraties in Nederland is groot. Naast gegevens voor de DICA-registraties moeten artsen data aanleveren voor kwaliteitsmetingen van andere instanties. Hoewel dit positief is voor de kwaliteit van zorg zit er ook een keerzijde aan. Artsen maken zich terecht zorgen over de registratielast die een groot beslag legt op hun tijd en ten koste kan gaan van de aandacht voor de patiënt. Daarnaast bestaat er terechte frustratie over het meerdere keren, in verschillende registraties, invoeren van dezelfde gegevens.

Figuur 1: Factsheet kwaliteitsregistraties DICA
Koppeling bestaande databases
DICA volgt al enkele jaren een meersporenstrategie om de registratielast terug te dringen. Allereerst wordt er gestreefd naar koppelingen met bestaande databases. De in mei 2015 tot stand gebrachte koppeling tussen PALGA, de registratie van pathologen, en de darmkankerregistratie (DSCA), zorgt ervoor dat artsen ongeveer 10% minder gegevens hoeven te registreren. In 2016 is deze breeduit uitgerold in Nederland. In de toekomst zullen andere registraties volgen.
Operatieverslagen standaardiseren
Een tweede spoor is die van een andere invoer van gegevens aan de bron. Artsen zijn in Nederland in hoge mate vrij om hun eigen verslaglegging te maken. Dit maakt dat er weinig uniformiteit en dus vergelijkbaarheid bestaat tussen artsen, behandelingen en ziekenhuizen. Met financiering van de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) werd in 2016 een project gestart waarmee operatieverslagen meer gestandaardiseerd kunnen worden ingevuld. Doel is dat de wetenschappelijke commissies bij alle registraties streven naar zoveel mogelijk gestandaardiseerde verslagen. Hierdoor wordt het mogelijk om verslagen automatisch te koppelen aan de DICA-registraties. Dit scheelt artsen een aanzienlijke hoeveelheid tijd, omdat zij niet twee keer dezelfde gegevens hoeven in te voeren.
Synchronisatie van DICA-registraties
Een derde spoor is de synchronisatie van de DICA-registraties voor wat betreft items die in verschillende registraties voorkomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de manier waarop co-morbiditeit of complicaties worden gecategoriseerd en ingevoerd. Als dit in verschillende DICA-registraties op dezelfde wijze wordt gedaan loont het voor ziekenhuizen de moeite om dit ook in hun eigen elektronisch patiëntendossier te realiseren.
Eenduidige uitvraag
Het vierde spoor zijn de inspanningen van DICA om de uitvraag van kwaliteitsinformatie door de zogenoemde ‘vragende partijen’, zoals zorgverzekeraars, patiëntenorganisaties, Zorginstituut Nederland en Inspectie voor de Gezondheidszorg, zoveel mogelijk te stroomlijnen en te baseren op de informatie die al in de DICA-registraties aanwezig is. Hiervoor organiseert DICA indicatorendagen waarop alle partijen bij elkaar komen om voor het komende jaar één gezamenlijke indicatorenset vast te stellen waaraan iedereen zich committeert. Dit voorkomt parallelle uitvragen van individuele zorgverzekeraars en patiëntenverenigingen en vermindert daardoor de registratielast in de ziekenhuizen.
Centralisatie
Een vijfde spoor is het aantal instanties dat registraties uitvoert te beperken. Door registraties zoveel mogelijk bij één partij te centraliseren wordt het mogelijk om gegevens te koppelen en de invoer te standaardiseren. DICA constateert dat het steeds vaker gevraagd wordt bestaande registraties over te nemen. Hoewel DICA dit een goede ontwikkeling vindt, ligt het initiatief voor de centralisatie bij de koepels en wetenschappelijke verenigingen. DICA is hierin slechts de uitvoerende partij.
Bron: DICA jaarrapportage 2016