Skip to main content

Opereren of radiotherapie?

Op het DICA congres 2019 werd dieper ingegaan op de behandeling van stadium I niet-kleincellig longkanker. De kernvraag tijdens deze workshop was: Wat is beter, opereren of bestralen? In de loop der jaren is zowel de operatietechniek als de techniek van bestralen sterk verbeterd, aldus Koen Hartemink, longchirurg Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis, en Heike Peulen, radiotherapeut-oncoloog Catharina Ziekenhuis Eindhoven.
Eerder werd bestraling primair toegepast bij patiënten die inoperabel waren, maar omdat het bij lokale tumoren gewenste resultaten geeft, is bestraling in de loop der tijd steeds frequenter toegepast bij patiënten die wel operabel waren. Aan deze beslissing liggen echter geen goede gerandomiseerde studies ten grondslag. Patiëntgroepen zijn niet goed te vergelijken wanneer in de radiotherapiegroep vooral niet-operabele patiënten zitten. Inmiddels zijn er goede studies opgezet, maar deze resultaten worden echter pas in 2024 verwacht. Volgens de huidige studies is de ziekte specifieke overleving vergelijkbaar.
Tussen ziekenhuizen onderling blijkt een enorme variatie te bestaan qua behandeling: in het ene ziekenhuis is 18% kans op een operatie, in het andere ziekenhuis is 80% kans op een operatie. Vooral sinds de introductie van de operatierobot geldt bij opereren een kortere operatieduur, een betere resectie en een afname van het aantal complicaties. Daar staat tegenover dat radiotherapie ook effectief is en bovendien weinig bijwerkingen heeft. Een nadeel is echter dat bij het ontstaan van een ontstekingsreactie na de bestraling het littekenweefsel soms moeilijk te onderscheiden is van tumorresidu.
Gineke van Bergen, bij wie in 2015 longkanker werd geconstateerd, benadrukte hoe moeilijk het vooralsnog is voor de patiënt om een afgewogen keuze te maken. Aanvankelijk werd gekozen voor een operatie maar toen na het nemen van een biopt bleek dat er sprake was van uitzaaiingen naar de vliezen werd de operatie gestaakt. “Als er direct was gekozen voor radiotherapie dan was niet zichtbaar geworden dat er sprake was van de EGFR-mutatie”, aldus Van Bergen. Die ontdekking heeft de medicamenteuze behandeling beïnvloed. Toen wegens progressie na een jaar alsnog radiotherapie nodig bleek, was er voor Van Bergen eigenlijk geen keuze, wat ze als ongemakkelijk ervaarde. Volgens Van Bergen voelde opereren toch beter, “want dan haal je de tumor weg”. Wat haar uiteindelijk overtuigde van het feit dat bestraling nodig was, was de radiotherapeut die anderhalf uur de tijd nam voor het gesprek met haar. “Dat vond ik heel belangrijk”, vertelde van Bergen.