Skip to main content

Pilot PROMs bij heupfracturen (DHFA): de leerpunten

Volgens het hoofdlijnenakkoord van de Medische Specialistische Zorg (MSZ) was het streven om in 2022 voor 50% van de ziektelast, waaronder de heupfractuurzorg, de uitkomsten die van belang zijn voor de patiënt, inzichtelijk te maken.  Wat de heupfractuurzorg anders maakt dan andere behandelingen, is dat de uitkomst van de behandeling niet toe te schrijven is aan één behandelaar, maar aan de gehele keten aan zorgprofessionals: chirurg/orthopeden ouderengeneeskundigen in het ziekenhuis, naar revalidatie in de ouderenzorg, tot aan thuis. Om deze reden is in januari 2019  een multidisciplinaire projectgroep gestart met het doel om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid te bepalen van patiënt gerapporteerde uitkomsten (PROMs) in de heupfractuurzorg. Het eindrapport beschrijft de uitvoering van het project en geeft advies over de landelijke haalbaarheid en uitvoerbaarheid van PROMs in de heupfractuurzorg. Het eindrapport is geschreven in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG)*.

Wat is er gedaan?

Het doel van het DHFA project ‘pilot PROMs in de Keten’ was om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid te bepalen van patiënt gerapporteerde uitkomsten. Middels een landelijke pilot is de implementatie van PROMs in de heupfractuurzorg in 6 zorginstellingen onderzocht. In de pilot is gebruik gemaakt van de TOPICs-SF vragenlijst, die gevalideerd is onder ouderen.

Belangrijkste resultaten en geleerde lessen

De pilot heeft aangetoond dat met de juist inrichting en prioritering, er aanwijzingen zijn dat de PROM haalbaar is om te gebruiken in de heupfractuurzorg. Een respons van minstens 33%, dat werd gekozen als indicator voor haalbaarheid van de PROM in deze pilot, werd in 2 zorginstellingen behaald. Voldoende aandacht voor de inhoudelijke, logistieke, interne en technische implementatie waren van essentieel belang, maar kende ook meerdere uitdagingen in de heupfractuurzorg. Daarnaast heeft de COVID-19 pandemie een grote impact gehad op de reguliere zorg in Nederland en daarmee parallel ook op het verloop van de pilot. Hierdoor hebben meerdere zorginstellingen niet het maximale uit de pilot kunnen halen en is voldoende respons op de PROM uitgebleven. Een landelijke implementatie van een PROMs in de heupfractuurzorg wordt daarom vooralsnog niet geadviseerd.

Anderzijds heeft de pilot wel meerdere belangrijke leerpunten opgeleverd. De pilot heeft laten zien dat, in deze kwetsbare doelgroep, vitaliteit bepalend kan zijn voor het invullen van de PROMs. Patiënten die de PROM invulden, waar vaak de vitalere ouderen. Onderdeel van een volgend project kan zijn om de inclusiecriteria aan te scherpen tot de vitalere populatie, waar meer gezondheidswinst te verwachten is. Ook hebben we gezien dat sommige kwaliteit van leven vragen, zoals ‘sociale contacten’ en ‘geluk’, als confronterend ervaren kunnen worden. Het is dus van belang om in deze doelgroep de vragen over kwaliteit van leven optioneel te maken. Bovendien wordt het gebruik van het EPD geadviseerd voor het invullen van de PROMs, omdat patiënten in de acute fase niet zelf in staat zijn om de PROM in te vullen in de PROM-systemen. Het advies van de projectgroep is om deze én andere geleerde lessen mee te nemen in de implementatie van de PROMs bij heupfracturen. Om deze nieuwe inzichten verder te onderzoeken, dient dit een in breder opgezet PROMs-project meegenomen te worden.

De ontwikkeling en implementatie van de Generieke PROMs set vanuit het programma Uitkomstgerichte Zorg is ook een belangrijke ontwikkeling, die in een vervolgtraject meegenomen moet worden.

Meer informatie over de aanbevelingen en ervaringen van de deelnemende zorginstellingen staat uitvoerig beschreven in het eindrapport. Het complete rapport is hier te lezen.

*Het project is gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) en heeft een looptijd gehad van 1 januari 2019 tot november 2022. Bij het project zijn de Nederlandse Internisten Vereniging (NIV), Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVvH), Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN), Patiëntenfederatie Nederland, Verenso, Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) betrokken geweest.