Skip to main content
Jaarrapportage 2019

DGEA

DGEA DCRE Coloscopieën

Koppeling DGEA en DRCE
De Dutch Gastrointestinal Endoscopy Audit (DGEA) is een unieke registratie in Nederland doordat registratie aan de bron plaatsvindt.¹ Door een directe koppeling met het endoscopieverslagleggingssysteem worden essentiële gegevens over een coloscopie automatisch geregistreerd. Hierdoor is er geen sprake van enige extra registratielast. Ook worden de gegevens over de kwaliteit van de coloscopie verrijkt met pathologiedata, door een koppeling met het landelijk weefselarchief: PALGA.

In 2019 is ingezet op het koppelen van de DGEA en de Dutch Registration of Complications in Endoscopy (DRCE) op zorginstellingniveau, zodat voor het eerst complicatiepercentages teruggekoppeld worden aan individuele zorginstellingen. De DRCE is de landelijke complicatieregistratie van alle typen endoscopie in Nederland. De DRCE faciliteert daarnaast de mogelijkheid voor een online complicatiebespreking, waarbij per complicatie aangegeven kan worden of deze is besproken in de lokale complicatiebespreking. De koppeling is gemaakt voor zorginstellingen die zowel in de DGEA als DRCE registreren. De verkregen data kan eventueel gestratificeerd worden naar indicatie voor coloscopie.

Adequate patiëntvoorlichting
Vanaf 2020 worden deze complicatiepercentages, voor zorginstellingen die deelnemen aan beide registraties, weergegeven in het Codman Dashboard. In de huidige situatie worden de risico’s van de coloscopie, onafhankelijk van de indicatie voor de coloscopie, met de patiënt besproken. De koppeling tussen beide registraties faciliteert adequatere patiëntvoorlichting in de spreekkamer, doordat de risico’s voor een coloscopie meer specifiek voor de desbetreffende indicatie, met de patiënt besproken kunnen worden.

Figuur 1. Schematische weergave van de koppeling tussen DGEA en DRCE

Post-coloscopie bloedingen bij diagnostische versus therapeutische coloscopie
In de DRCE worden complicaties met bijbehorende gegevens over de patiënt en endoscopie gerapporteerd. Door de koppeling met de DGEA op zorginstellingniveau, kunnen complicatiepercentages teruggekoppeld worden aan de zorginstellingen die deelnemen aan beide registraties.

Risico op bloeding
In figuur 3 is de trend te zien van het percentage bloedingen dat opgetreden is na een diagnostische versus een therapeutische coloscopie. Bij gemiddeld 0,3% van de diagnostische coloscopieën en in 1,7% van de therapeutische coloscopieën trad er een bloeding op. In de literatuur wordt een algemeen risico op het optreden van een bloeding na een coloscopie beschreven tussen 0,1 en 0,6%. Bij specifiek een therapeutische coloscopie, waarbij al bij de start van de coloscopie een therapeutische interventie gepland is, ligt dit risico hoger. Afhankelijk van het type interventie, wordt een risico van 0,9 tot 3,3% beschreven.⁶, ⁷ Risicofactoren voor een bloeding na interventie zijn de grootte en lokalisatie van de poliep. Daarnaast verhogen bepaalde comorbiditeiten bij de patiënt, zoals cardiovasculaire of chronische nierziekten, en het gebruik van antistollingsmedicatie ook het risico op een bloeding.⁸, ⁹

Toekomst DGEA en DRCE
Het streven is om de komende jaren beide registraties samen te voegen tot één landelijke registratie, waarbij de DGEA ook uitgebreid wordt voor meerdere typen endoscopieën, zoals ERCP’s en gastroscopieën. Het wordt dan ook mogelijk om complicatiepercentages voor andere typen endoscopieën terug te koppelen en bovendien adequate patiëntenvoorlichting te faciliteren.

Figuur 2. Percentages bloedingen na diagnostische versus therapeutische coloscopieën per jaar

Kwaliteitsindicator voor coloscopieën: de Coecum Intubatie Ratio
Sinds 2016 zijn er 411.686 coloscopieën geregistreerd in de DGEA, waarvan 367.360 diagnostische dikkedarmonderzoeken . Eén van de belangrijkste kwaliteitsindicatoren voor een coloscopie is de Coecum Intubatie Ratio (CIR). Dit geeft het percentage coloscopieën weer waarbij het coecum, het verst gelegen deel van de dikke darm, wordt bereikt en weerspiegelt zo het aantal onderzoeken waarbij de gehele dikke darm in beeld is geweest. De norm voor een acceptabele CIR ligt voor diagnostische coloscopieën op tenminste 90%.²

Volledige coloscopie
Een volledig uitgevoerde coloscopie is essentieel, omdat post-coloscopie colorectaal carcinomen (PCCRCs) vaker gelokaliseerd zijn aan de rechterkant van het colon en een onvolledige coloscopie geassocieerd is met het optreden van PCCRCs.³-⁵ Het uitvoeren van een volledige coloscopie is dus vooral van belang bij een diagnostische indicatie, bij een therapeutische coloscopie is het niet altijd nodig om de gehele dikke darm te bekijken.

Norm
In figuur 1 is de trend van de CIR voor diagnostische coloscopieën weergeven voor de verschillende registratiejaren in de DGEA, waarbij de norm van 90% ook is aangegeven. Een hypothese die de lichte daling in de CIR verklaart, is dat zorginstellingen die in de beginjaren van de registratie al deelnamen, zorginstellingen zijn waarbij kwaliteitsmonitoring- en verbetering op dat moment al ingebed was in de afdelingscultuur. Bij zorginstellingen die in een latere fase zijn gestart met registreren, moest dit proces mogelijk nog op gang komen. Deze hypothese wordt ondersteund door de toename in het aantal coloscopieën dat geregistreerd is in 2018 en 2019, waarbij er ook meer zorginstellingen zijn aangesloten bij de DGEA. Desalniettemin wordt de norm jaarlijks behaald en weerspiegelt deze kwaliteitsindicator een hoge kwaliteit van uitgevoerde coloscopieën Nederland.

Figuur 3. Gemiddelde coecumintubatie ratio voor diagnostische coloscopieën per jaar, ten opzichte van het aantal geregistreerde diagnostische coloscopieën in de DGEA

Basistabel DGEA DCRE

Referenties DGEA DCRE

  1. de Neree Tot Babberich MPM, Ledeboer M, van Leerdam ME, Spaander MCW, van Esch AJ, Ouwendijk RJ, et al. Dutch Gastrointestinal Endoscopy Audit: Automated extraction of colonoscopy data for quality assessment and improvement. Gastrointest Endosc. 2020.
  2. Kaminski MF, Thomas-Gibson S, Bugajski M, Bretthauer M, Rees CJ, Dekker E, et al. Performance measures for lower gastrointestinal endoscopy: a European Society of Gastrointestinal Endoscopy (ESGE) quality improvement initiative. United European Gastroenterol J. 2017;5(3):309-34.
  3. Baxter NN, Sutradhar R, Forbes SS, Paszat LF, Saskin R, Rabeneck L. Analysis of administrative data finds endoscopist quality measures associated with postcolonoscopy colorectal cancer. Gastroenterology. 2011;140(1):65-72.
  4. Brenner H, Chang-Claude J, Seiler CM, Hoffmeister M. Interval cancers after negative colonoscopy: population-based case-control study. Gut. 2012;61(11):1576-82.
  5. Singh S, Singh PP, Murad MH, Singh H, Samadder NJ. Prevalence, risk factors, and outcomes of interval colorectal cancers: a systematic review and meta-analysis. Am J Gastroenterol. 2014;109(9):1375-89.
  6. Niikura R, Yasunaga H, Yamada A, Matsui H, Fushimi K, Hirata Y, et al. Factors predicting adverse events associated with therapeutic colonoscopy for colorectal neoplasia: a retrospective nationwide study in Japan. Gastrointest Endosc. 2016;84(6):971-82 e6.
  7. Terasaki M, Tanaka S, Oka S, Nakadoi K, Takata S, Kanao H, et al. Clinical outcomes of endoscopic submucosal dissection and endoscopic mucosal resection for laterally spreading tumors larger than 20 mm. J Gastroenterol Hepatol. 2012;27(4):734-40.
  8. Committee. ASoP, Fisher DA, Maple JT, Ben-Menachem T, Cash BD, Decker GA, et al. Complications of colonoscopy. Gastrointest Endosc. 2011;74(4):745-52.
  9. Rees CJ, Bevan R, Zimmermann-Fraedrich K, Rutter MD, Rex D, Dekker E, et al. Expert opinions and scientific evidence for colonoscopy key performance indicators. Gut. 2016;65(12):2045-60.