Skip to main content
Jaarrapportage 2019

DBIR

DBIR Borstimplantaten

Een bewogen jaar

Het afgelopen jaar stond de veiligheid van borstimplantaten regelmatig ter discussie. Tegenstrijdige berichten in diverse media zorgden voor onrust onder patiënten en een verhoogd aantal polikliniekbezoeken bij plastisch chirurgen. Daarnaast zorgde het verbod op het gebruik van enkele types getextureerde borstimplantaten in Frankrijk, vanwege een mogelijk verband met een zeldzame vorm van lymfeklierkanker (BIA-ALCL), voor veel ophef. Om de gevolgen hiervan voor Nederland in te kunnen schatten, was het voor de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) essentieel om inzichtelijk te krijgen hoe vaak deze implantaattypes in Nederland voorkomen. De DBIR heeft de IGJ en het RIVM ondersteund door beide partijen te voorzien van geanonimiseerde informatie hierover.

Geen verbod getextureerde implantaten
Na overleg met andere landen en evaluatie van de wetenschappelijke literatuur, concludeerden het RIVM en de IGJ dat er geen wetenschappelijke grondslag is voor een algeheel verbod op getextureerde implantaten. De DBIR zal de verschillende typen implantaten blijven registreren om patiënten, zorgverleners en beleidsmakers ook in de toekomst te voorzien van objectieve en betrouwbare informatie.

Afname gebruik getextureerde borstimplantaten
Naast getextureerde borstimplantaten, bestaan er ook gladde borstimplantaten. De patiënt, de chirurg en de operatie-indicatie bepalen de keuze voor het type implantaat. Beide type borstimplantaten worden gebruikt voor zowel borstreconstructies als cosmetische borstvergrotingen. Sinds 2015 lijkt in Nederland het gebruik van getextureerde borstimplantaten af te nemen [Figuur 1]. Tussen 2015 en 2019 daalde het gebruik van getextureerde implantaten bij borstreconstructies van 89% naar 72% en bij cosmetische borstvergrotingen van 96% naar 82%.

Figuur 1. Het percentage getextureerde borstimplantaten per indicatie, per jaar. Het totaal aantal geplaatste permanente borstimplantaten in 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 was respectievelijk n=5.972, n=9.301, n=13.295, n=13.861, n=14.246 voor borstvergrotingen en n=805, n=1.575, n=2.271, n=2.870, n=2.922 voor borstreconstructies.

Complicaties na borstimplantaatchirurgie

Inzicht in het aantal onverwachte re-interventies na borstimplantaatchirurgie is belangrijk om kwaliteit van zorg te kunnen garanderen. Het helpt zorgverleners namelijk hun kwaliteit van zorg te evalueren en het is relevante informatie om preoperatief met patiënten te bespreken. Daarnaast is het aantal re-interventies een belangrijke uitkomstmaat voor het vergelijken van de kwaliteit van verschillende typen borstimplantaten.

Onverwachte re-interventies
Sinds 2015 zijn er 10.200 permanente borstimplantaten geplaatst voor een borstreconstructie en 55.053 voor een cosmetische borstvergroting. Na een borstreconstructie moest 4,0% van de permanente borstimplantaten ongepland worden vervangen of verwijderd binnen 6 maanden, 5,9% binnen 1 jaar en 8,8% binnen 2 jaar [Figuur 2]. Na een borstvergroting was dat 0,5% binnen 6 maanden, 0,8% binnen 1 jaar en 1,3% binnen 2 jaar. Deze cijfers zijn niet gecorrigeerd voor casemixfactoren. Voor uitgebreidere en meer specifieke informatie verwijzen wij u graag naar het tweede DBIR-specifieke jaarrapport. Scan hiervoor de QR-code in figuur 3.

Realistische re-interventiepercentages?
Het verschil in percentage ongeplande re-interventies na een borstreconstructie of een borstvergroting wordt onder andere verklaard door de verschillen in patiëntkarakteristieken en oncologische behandelingen. Het is echter onduidelijk of daadwerkelijk alle re-interventies geregistreerd worden in de DBIR. Het registreren van re-interventies blijkt in de praktijk namelijk een grote registratielast te zijn. Vanwege het belang van realistische re-interventiepercentages, zet de DBIR-commissie zich in om de registratielast hiervan sterk te reduceren.

Figuur 2. Het cumulatieve percentage onverwachte re-interventies van permanente borstimplantaten, per indicatie.

Vooruitblik

Maximale reductie van variabelen
Plastisch chirurgen ervaren een hoge administratieve last, vooral bij het registreren van re-interventies. Hierdoor worden mogelijk minder re-interventies geregistreerd dan in werkelijkheid plaatsvinden. Een onderschatting van het aantal re-interventies heeft impact op het evalueren van de kwaliteit van zorg, het traceren van borstimplantaten en de patiëntveiligheid. Uit de afgelopen registratiejaren is af te leiden welke variabelen essentieel zijn en bovenal: welke niet. Wij houden in 2020 een ‘grote schoonmaak’ waarbij we streven naar een forse reductie van datapunten in 2021.

Internationaal jaarrapport
Internationale samenwerking speelt een cruciale rol bij het beantwoorden van vragen over zeldzame ziektes (zie hoofdstuk 1) of het vergelijken van verschillende type borstimplantaten (zie hoofdstuk 2). Wij zijn daarom trots dat dit jaar het eerste internationale ICOBRA-jaarrapport verschijnt (ICOBRA staat voor International Collaboration of Breast Registry Activities). Door het bundelen van onze krachten hopen we patiënten en chirurgen sneller te kunnen voorzien van objectieve en betrouwbare informatie over de kwaliteit en veiligheid van borstimplantaten.

Proef-recall in niet-acute setting
De DBIR kan patiënten met een bepaald type implantaat opsporen als dat vanwege gezondheidsrisico’s nodig is (ook wel een recall genoemd). Omdat patiënten met hun BSN geregistreerd worden, kunnen ook patiënten getraceerd worden die destijds zijn behandeld in een inmiddels failliete zorginstelling. Persoonlijke gegevens staan altijd veilig en versleuteld opgeslagen en registratiemedewerkers kunnen nooit rechtstreeks patiënten identificeren. Dit jaar wordt er een proef-recall uitgevoerd, wat betrokken partijen de ruimte biedt om in een niet-acute setting interne processen na te lopen en zo nodig bij te stellen.

Figuur 3. Bekijk het DBIR-specifieke jaarrapport door het scannen van de QR-code.

Basistabel DBIR