Skip to main content

Stand van zaken 2017

DICA in 2017

Terugkijkend kan DICA concluderen dat 2017 een goed jaar is geweest voor zichzelf en voor de samenwerking van DICA met haar partners. De organisatie heeft in 2017 een groei doorgemaakt die past bij de uitdagingen die DICA wil waarmaken. De registraties zijn een proces van continue ontwikkeling – niet alleen in termen van techniek en methodologie maar ook als het gaat om het contact met de buitenwereld – en dat vraagt om een organisatie die dit aankan. De komst van het DICA projectbureau was daarom een waardevolle stap, omdat hiermee ruimte is ontstaan om sturing te geven aan de aanvullende projecten die bovenop de bestaande registraties tot stand zijn gekomen. Even belangrijk was de aanstelling van een medische informaticus als spil in de samenwerking met databewerker Medical Research Data Management (MRDM). DICA kan hierdoor efficiënter opereren in het doorvoeren van verbeteringen in de registraties. Iemand die de wereld van de ict kent en daardoor een opdracht aan MRDM goed kan verwoorden, is hiervoor onontbeerlijk.

Gestructureerde indicatorencyclus
In 2017 is een belangrijke stap gezet om tot een meer gestructureerde indicatorencyclus te komen. Hiermee is een inhaalslag gemaakt, waarin indicatoren voor externe transparantie in een veel vroeger stadium worden vastgesteld. Bij dit proces zijn alle relevante koepels betrokken, evenals de patiëntenverenigingen. Het is de taak van DICA om de betrouwbaarheid van data te garanderen door zorgvuldigheid in proces en methodologie. Hiertoe is in 2017 veel geïnvesteerd in de robuustheid van de cyclus, met als gevolg dat hierover nu minder discussie wordt gevoerd.

Koppeling met Vektis gegevens
DICA gegevens worden tot dertig of negentig dagen na een behandeling geregistreerd. Dit maakt het lastig om patiënten te blijven volgen, terwijl overleving juist een belangrijke uitkomstmaat is. Om dit probleem te ondervangen, is in 2017 voor de Dutch ColoRectal Audit (DCRA) en de Dutch Upper GI Cancer Audit (DUCA) een koppeling gerealiseerd met de Vektis gegevens ten behoeve van overlijdensdata van reeds in de audit geregistreerde patiënten. In 2018 volgt een uitbreiding van de samenwerking met Vektis voor meerdere registraties.

Van mono- naar multidisciplinaire registraties
DICA zit midden in een overgangsproces van mono- naar multidisciplinaire registraties. In de colorectale audit – de eerste waarop DICA zich richtte – is het gevolg van dit proces al herkenbaar gemaakt door de naam te veranderen van de Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA) naar Dutch Colorectal Audit (DCRA). Dit is gedaan om te benadrukken dat inmiddels ook de radiotherapeuten en de medisch oncologen bij deze audit betrokken zijn. Inmiddels is in meer gevallen te zien dat naast de chirurgen ook andere disciplines aansluiten bij de audits, bijvoorbeeld bij gynaecologische kanker (DGOA), longkanker (DLCA), hoofd-halskanker (DHNA) en de behandeling van leveruitzaaiingen (DHBA). Een belangrijke meerwaarde hiervan is dat dit het gesprek over de door hen geleverde kwaliteit van zorg tussen de diverse disciplines faciliteert.

Op termijn zullen door de overstap van mono- naar multidisciplinaire registraties aandoeningsgerichte ketenregistraties ontstaan. Deze ketenregistraties zullen alle betrokken ketenpartijen inzicht geven in wat hun werk bijdraagt aan de uitkomst voor de patiënt. De multidisciplinaire registraties vormen dus een systeem voor artsen om zowel hun eigen functioneren als die van het gehele multidisciplinaire team te verbeteren. Hiervoor is kortcyclische gebenchmarkte verbeterinformatie nodig voor elke schakel in de keten.

Groeiende vraag naar data
De vraag naar data uit klinische registraties groeit. Data-aanvragen komen vooral van artsen die uitkomstonderzoek willen verrichten. Ze willen bijvoorbeeld verschillen in zorgprocessen tussen zorginstellingen in kaart brengen, en de mate waarin die leiden tot verschillende uitkomsten voor de patiënt. Daarnaast willen ze kijken of de resultaten van behandelingen onderzocht in klinische trials ook gehaald worden in de dagelijkse praktijk, die vaak anders is dan in de voor een trial geselecteerde patiëntengroep. De data zijn dan ook van grote waarde voor de evaluatie van dagelijkse zorg en artsen leren op deze manier van de gegevens uit de audits. De waarde van de data wordt steeds beter gewaardeerd door de beroepsgroep.

Registratie aan de bron
De DICA registraties zijn ontstaan vanuit behoefte van de zorgverleners. De gegevens die belangrijk worden gevonden en moeten worden geregistreerd, worden door zorgverleners zelf bepaald. Het betreft altijd gegevens die in de dagelijkse zorg al door hen in het elektronisch patiëntendossier (EPD) worden geregistreerd. Idealiter kunnen deze gegevens automatisch uit het EPD worden ontsloten, dus hoeven ze niet opnieuw te worden ingevoerd in een apart registratiesysteem. Data die gestructureerd in het EPD zijn vastgelegd kunnen door de ziekenhuizen direct doorgestuurd worden naar de databewerker MRDM. Dit lukt steeds meer ziekenhuizen, zoals bijvoorbeeld bij de endoscopie registratie van de MDL artsen (DGEA). Daarom werkt DICA met de betrokken wetenschappelijke verenigingen aan standaarden voor  de verslaglegging in het EPD, bijvoorbeeld op basis van zorginformatiebouwstenen en gestandaardiseerde operatieverslagen. MRDM vormt in dit proces een belangrijke spil, maar DICA werkt hiervoor ook samen met het project ‘Registratie aan de bron’ van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).

Naast dit proces van standaardisatie wordt gekeken naar de mogelijkheden om te schrappen in het aantal items in bestaande registraties als duidelijk is dat die in de praktijk zelden worden gebruikt. DICA onderzoekt of het aantal uitvragen hierover kan worden beperkt. Vanzelfsprekend is dit een proces dat met grote zorgvuldigheid en in overleg met de medisch specialisten wordt vormgegeven.

DICA en ICHOM
DICA heeft al een jarenlange samenwerking met een ander initiatief op het gebied van uitkomstregistratie: het International Consortium for Health Outcomes Measurement (ICHOM). ICHOM heeft bijgedragen aan de ontwikkeling dat bestuurders en beleidsmakers meer aandacht hebben voor de waarde die de zorginstellingen creëren voor de patiënt. Dit is een belangrijke ontwikkeling en bij het realiseren van de gezamenlijke visie kunnen ICHOM en DICA samen optrekken. DICA krijgt veel vragen, ook vanuit buitenlandse zorginstellingen, over hoe de klinische registraties zijn geïmplementeerd, hoe uitkomsten van zorginstellingen vergeleken kunnen worden en of de PROMs van de ICHOM datasets in de DICA audits verwerkt kunnen worde. DICA wil voorkomen dat in Nederland twee registratiesystemen naast elkaar ontstaan, met dubbele administratieve lasten. Door middel van integratie van de DICA en ICHOM sets is het mogelijk om het beste uit beide te halen. PROMs zijn het waardevolst wanneer ze worden gekoppeld aan klinische informatie. Leidt een behandeling tot dezelfde kwaliteit van leven voor oudere patiënten als voor jongeren? Antwoorden op dit soort vragen kunnen relevante informatie opleveren voor in de spreekkamer.

Aanvullende projecten
DICA doet inmiddels veel meer dan alleen het faciliteren van registraties voor klinische aandoeningen, zoals de dataverificatie. In dit project wordt steekproefsgewijze controle op de juistheid en volledigheid van de verzamelde gegevens uitgevoerd. In 2017 zijn meer registraties volwaardig geworden. Het gaat om registraties die eerder nog in de opstartfase verkeerden, maar die nu gegevens opleveren die voldoende waardevol en betrouwbaar zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Dataverificatie is nodig om de betrouwbaarheid van deze registraties te waarborgen. DICA onderzoekt nu de mogelijkheid om het proces van dataverificatie te vereenvoudigen. Daarnaast is een harmonisatieproject gestart om eenduidigheid tussen registraties te verbeteren. Dit is eveneens belangrijk voor het project ‘Registratie aan de bron’.

Tevens is het project ‘DICA geneesmiddelen’ gestart, gericht op de evaluatie van het gebruik van (dure) geneesmiddelen in zorginstellingen. Het doel hiervan is om de effectiviteit en doelmatigheid van dure geneesmiddelen in de dagelijkse praktijk te verbeteren. Dit gebeurt door dokters spiegelinformatie te geven over hoe zij de middelen inzetten en hen daarmee van elkaar te laten leren. 

Indicatoren

Doorontwikkelen van indicatoren

Het registratieproces heeft een interessante ontwikkeling doorgemaakt door de jaren heen. In het begin hebben we zorgverleners moeten verleiden om deel te nemen aan registraties en moesten ze hier de meerwaarde van inzien. Hierbij stonden indicatoren die betrekking hadden op hun zorgproces aanvankelijk centraal. Maar na verloop van jaren is de zorg door een aantal van deze indicatoren zoveel verbeterd dat het mogelijk wordt om meer focus te leggen op uitkomstindicatoren. Dit illustreert hoezeer het registreren van kwaliteit geen eindpunt heeft, maar een dynamisch proces is dat zich richt op de diverse aspecten van kwaliteit van zorg. Uitkomstindicatoren zijn daarbij gaandeweg een steeds grotere plaats gaan innemen in het totale registratieproces.

De balans bewaken
Het toegenomen belang van uitkomstindicatoren neemt niet weg dat de uitkomsten uit proces- en structuurindicatoren van belang blijven en dat de balans hierin bewaakt moet worden. Een behandelaar wil niet alleen weten of hij minder goede resultaten heeft dan gemiddeld, maar vooral ook waarom. Als een behandelaar bijvoorbeeld constateert dat zijn complicatiepercentage verhoudingsgewijs hoog is – een uitkomst – dan kunnen proces- en structuurindicatoren een rol spelen om helder te krijgen waardoor dit verschil is ontstaan. Anders gezegd: een goede uitkomst is mede het gevolg van het feit dat de processen en structuren in een ziekenhuis goed georganiseerd zijn. De partners van DICA onderschrijven het belang van uitkomstindicatoren, én het belang van het terugdringen van de registratielast.

De optimale balans tussen proces- en structuurindicatoren aan de ene kant en uitkomstindicatoren aan de andere kant hangt mede af van de fase waarin de registratie verkeert. Hoe langer een registratie loopt, hoe meer de proces- en structuurindicatoren op de achtergrond komen te staan en de uitkomstindicatoren op de voorgrond komen. Hierbij is het onderscheid tussen interne en externe indicatoren relevant. DICA meet veel data die nog niet rijp zijn voor externe communicatie. Maar de data wordt vaak al wel teruggekoppeld naar de zorginstellingen zodat zorgverleners en DICA zelf ervan kunnen leren: wat betekenen deze gegevens, wat betekenen de verschillen en kan er al een goede indicator mee ontwikkeld worden die klaar is voor transparantie? Het is dus mogelijk dat er intern al gewerkt wordt aan uitkomstindicatoren, terwijl die nog niet extern transparant zijn.

Doorontwikkeling
Bij negen registraties worden patiënt-gerapporteerde uitkomsten gemeten. Op basis van de DICA indicatorencyclus zijn voor enkelen daarvan ook uitkomstindicatoren beschikbaar. De zorginstellingen kunnen deze desgewenst naar buiten brengen. Het is niet eenvoudig om patiënt-gerapporteerde uitkomsten te vertalen naar een betekenisvolle indicator, die daadwerkelijk iets zegt over de (verschillen in de) kwaliteit van de patiëntenzorg. De PROMs vragenlijsten zijn niet specifiek voor dit doel ontwikkeld. Daarom streeft DICA ernaar vragenlijsten te valideren om kwaliteit van zorg te meten. Dit bevindt zich op dit moment in een ontwikkelfase en DICA hoopt hiermee tot een verrijking te komen van het meten van uitkomsten van zorg die voor patiënten belangrijk zijn.

Ook het koppelen van de Vektis gegevens over overleving moet in dit licht worden gezien. Voor het gebruik van overlevingsgegevens voor kwaliteitsvergelijking moet een methodiek ontwikkeld worden. Het wetenschappelijk bureau van DICA is hier samen met leden van de methodologische raad mee bezig.

Hoe kwaliteitsregistraties en richtlijnen elkaar versterken

Zoals Teus van Barneveld in zijn interview beschrijft, vormen richtlijnen de basis voor het kwaliteitsbeleid van de medisch specialisten. De medisch specialist neemt de door de beroepsgroep opgestelde en geautoriseerde richtlijnen als uitgangspunt bij zijn medisch handelen, maar weegt daarbij ook de context van iedere individuele patiënt om tot een behandelingsadvies te komen.

Richtlijnen als basis
Figuur 1 laat het cyclische proces zien van kwaliteitsregistraties waarin evidence-based richtlijnen en indicatoren samen opereren. Naast de basis voor het kwaliteitsbeleid, vormen richtlijnen ook de basis voor het ontwikkelen van kwaliteitsindicatoren. De data voor het berekenen van de kwaliteitsindicatoren worden vervolgens verzameld in een clinical audit.

Practice-based evidence
Met de resultaten uit de clinical audits kan een evaluatie van de praktijk plaatsvinden. De resultaten kunnen immers aanzienlijk verschillen van studieresultaten die geleid hebben tot een richtlijn. De resultaten kunnen internationaal gepubliceerd worden in ‘peer-reviewed’ wetenschappelijke tijdschriften. Hierdoor hebben ook zorgverleners in andere landen de mogelijkheid om te leren van de Nederlandse resultaten. Door de stap van de praktijk naar de wetenschap te maken, wordt de zogenoemde practice-based evidence vorm gegeven. De resultaten uit de audit en praktijkevaluatie leiden weer tot input voor de richtlijnen. De landelijke kwaliteitscirkel is hierbij rond en laat zien dat kwaliteitsregistraties en richtlijnen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Figuur 1 laat ook zien dat in dit proces de begrippen evidence-based practice en practice-based evidence elkaar input geven.

Tot op heden is de interactie tussen richtlijncommissies en kwaliteitsregistraties nog niet structureel ingebed. In 2017 zijn binnen DICA twee projecten gestart om met data uit de dagelijkse praktijk input te geven aan de doorontwikkeling van evidence-based richtlijnen.

Verbeteren met PROMs en PREMs

In 2017 is sprake van 21 klinische registraties, waarbij in negen daarvan ook Patient Reported Outcome Measures (PROMs) worden gemeten. Wel verkeren deze patiëntfeedbackregistraties nog in verschillende fasen. Voor een deel van de registraties is al sprake van landelijke toepassing, waarbij patiënten in klinische registraties in de gelegenheid worden gesteld om PROMs-vragenlijsten in te vullen. In andere gevallen, zoals borstkanker (NBCA), gaat het om een pilot die in 2018 zal overgaan in een landelijke registratie.

Vragenlijsten herijken
Er is een duidelijke groei in de uitvraag van patiëntfeedback en ook de wetenschappelijke commissies zien hiervan de meerwaarde in. Tegelijkertijd zien we dat het deels nog een onontgonnen terrein is, in die zin dat vaak nog sprake is van te lange vragenlijsten die onvoldoende aansluiten bij de praktijk. Dat is de grootste valkuil op de weg naar succes van PROMs. Hierom heeft DICA in 2017 de eerste vervolgstappen gezet door in de al bestaande registraties de vragenlijsten beter bij de praktijk te laten aansluiten. Bij de PROMs-lijst voor de ziekte van Parkinson is dit al gelukt, deze is met 75% ingekort zonder aan waarde in te leveren.

In 2017 zijn ook de eerste stappen gezet om de koppeling te maken tussen PROMs en klinische data. Klinische data zijn nodig om PROMs te kunnen duiden, en omgekeerd zijn PROMs nodig om klinische data te kunnen voeden. Denk bijvoorbeeld aan het duiden van het verschil in kwaliteit van leven (PROMs) tussen de ene en de andere oncologische behandeling (Klinisch). Na de eerste fase van interne methodologische ontwikkeling in de koppeling tussen PROMs en klinische data te hebben doorlopen, kan de eerste data beschikbaar gemaakt worden voor de zorginstellingen.

PREMs integreren
Dezelfde ontwikkeling die de PROMs doormaken, worden ook gezien bij de Patient Reported Experience Measures (PREMs). Momenteel worden in zeven registraties zowel PROMs als PREMs gemeten. Op dit moment worden PREMs vaak al buiten DICA om gemeten in zorginstellingen. Bij die ziektebeelden waar ook al PROMs vanuit DICA worden gemeten, wordt de stap gezet om ook de PREMs in de DICA -uitvraag te includeren. Het biedt de zorginstellingen vaak concrete informatie om naar te handelen. Als bijvoorbeeld blijkt dat de informatie uit een patiëntenfolder niet voldoende helder is, dan kan die worden herschreven. Dit is eenvoudiger te realiseren dan het inspelen op een verlaging van kwaliteit van leven, maar komt wel tegemoet aan een reële behoefte van de patiënt.

Ontwikkelslagen maken
DICA ziet landelijk de discussie: Zorgverleners wil wel gebruikmaken van patiënt-gerapporteerde gegevens, maar weten nog niet zo goed hoe. Vaak wordt benoemd dat de wetenschappelijk gevalideerde vragenlijsten onvoldoende aansluiten bij de zorgpraktijk en hierdoor onvoldoende handreikingen geven om de kwaliteit van zorg daadwerkelijk te verbeteren. Daarom zet DICA nu in op een PROMs registratie waarvan de validiteit van de vragenlijsten niet direct het hoogste doel is. In plaats daarvan wordt als experiment aan de arts gevraagd wat hij mist aan informatie over de patiënt, en aan de patiënt wat hij precies van de arts wil weten.

Ook in de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren voor PROMs moet een slag worden gemaakt. De Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) heeft een grote behoefte aan informatie uit PROMs en PREMs, maar is nog zoekende naar welke data ze precies nodig heeft. Er is bijvoorbeeld nog geen valide vragenlijst die vraagt naar participatie in trials, terwijl dit voor patiënten zeer relevant is. Toevoeging aan een bestaande lijst van de vraag “Doet u mee aan een trial?” kan een eerste stap zijn om informatie te geven over hoeveel patiënten hier toegang tot krijgen.

Een punt van aandacht is ook nog de implementatie van PROMs en PREMs in het ziekenhuis. Wie neemt de vragenlijst af? Wie bespreekt die met de patiënt? Hier valt nog veel te ontdekken. DICA probeert hieraan bij te dragen door een implementatiebijeenkomst te faciliteren en heeft daarnaast een PROMs implementatie: Tips & tricks document ontwikkeld, beschikbaar op de website van DICA.

Meer uitkomstenonderzoek, meer kennis

In clinical auditing en de ontwikkeling van indicatoren daarbinnen heeft DICA inmiddels veel expertise opgebouwd. Hiermee profileert DICA zich als kennisinstituut op het gebied van kwaliteit van zorg. De betrouwbaarheid van in de kwaliteitsregistraties verzamelde data is inmiddels geverifieerd, waardoor gedegen kwaliteitsonderzoek mogelijk is. Naast het effect van spiegelinformatie voor behandelaars, draagt ook dit onderzoek bij aan het verbeteren van de kwaliteit van zorg.

Aantal uitkomstenonderzoeken in 2017
Het gebruik van DICA data voor uitkomstenonderzoek heeft al jaren een stijgende lijn. Dit is af te leiden uit het aantal wetenschappelijke aanvragen [Figuur 1]. Het laatste jaar is het aantal wetenschappelijke aanvragen gestegen met 51%. Daarnaast zijn het afgelopen jaar de resultaten vanuit DICA audits 18 keer in (inter)nationale tijdschriften gepubliceerd. In 2016 was dit 13 keer. Tevens zijn er dit jaar 3 afgeronde proefschriften verschenen op basis van DICA data. 

Data vaker bruikbaar voor onderzoek
Het aantal aanvragen en publicaties stijgt doordat er steeds meer registraties zijn waarvan de data rijp zijn voor onderzoeksdoeleinden. Bovendien zijn steeds meer specialisten en onderzoekers uit deelnemende ziekenhuizen in de data geïnteresseerd om klinische vraagstukken op te lossen. Een kanttekening daarbij is dat door het combineren van meerdere registratiejaren en gegevens van meerdere specialismen de analyses steeds complexer kunnen worden. Om intern en extern aan de juiste behoefte te voldoen heeft DICA het afgelopen jaar geïnvesteerd in epidemiologische en methodologische expertise op het wetenschappelijk bureau. Hiermee kunnen onderzoekers beter bediend worden, maar kan vooral ook de methodiek van het monitoren, vergelijken en terugkoppelen van kwaliteit doorontwikkeld worden. Deelnemers zullen dit terug zien in de data en analyses.

Investeren in techniek
DICA ziet dat de wensen vanuit zorgverleners soms stuiten op de grenzen van het registratiesysteem. Samen met MRDM, databewerker van DICA, zijn we hard bezig om deze grenzen te verleggen en de data, analyses en rapportages meer op de wensen aan te laten sluiten. Daarnaast heeft DICA geïnvesteerd in extra ICT-kennis om de slag tussen de zorgverlener en de technische kant van de registratie te slaan. Met deze investeringen kan de kwaliteit van zorg in de toekomst nog beter gemeten en gemonitord worden.

Slimmer registreren

DICA ziet het als haar taak om de registratielast te beperken en zal hierin steeds stappen blijven zetten. Dit gebeurt in een tijd waarin de vraag naar informatie toeneemt. De behoefte om kwaliteit te meten is voortgekomen uit de gedachte: meten is weten. In de beginjaren was het aantal audits nog beperkt, maar inmiddels gaat het per ziekenhuis om heel veel data die moeten worden geregistreerd en geanalyseerd. Registreren is ook veel meer leren van de dagelijkse praktijk geworden: waarom heeft het ene ziekenhuis een ander behandelstramien dan een ander ziekenhuis? Om die vraag te kunnen beantwoorden zijn vergelijkbare data nodig, met als doel van elkaar te leren en de zorg voor patiënten beter te maken. Maar die data moeten wel op een slimme manier worden uitgevraagd. DICA streeft ernaar om enkel data uit te vragen die gebruikt worden om kwaliteit te verbeteren, en data uit andere bronnen te hergebruiken waar mogelijk.

Harmonisatieproject
Veel DICA registraties zijn nu nog op zichzelf staand met een eigen dataset. Tussen verschillende registraties zitten overlappende variabelen die soms net iets anders worden gesteld. Er zijn bijvoorbeeld 6 verschillende manieren voor het uitvragen van een myocard infarct. DICA heeft hiertoe een harmonisatieproject opgestart om onnodige discrepanties tussen de verschillende audits eruit te filteren. Een eerste stap is gemaakt door het harmoniseren van de algemene patiëntgegevens (geboortedatum, geslacht etcetera), zodat het voor de zorginstellingen mogelijk is om de data hiervoor in een gestandaardiseerd format aan te leveren, voor elke registratie gelijk.

De vervolgstap die nu wordt gezet heeft betrekking op de gegevens over comorbiditeit. Het doel is om te zorgen dat zorginstellingen alle gegevens in een gestandaardiseerde codetaal kunnen aanleveren, wat een aanzienlijke vermindering van de registratielast met zich meebrengt.

Gestructureerde operatieverslaglegging
In het medische operatieverslag wordt heel veel informatie gedicteerd over wat tijdens de operatie met de patiënt is gedaan en welke stappen moeten worden gezet in de nabehandeling. Dit gebeurt echter vaak ongestructureerd en in spreektaal. Om hierin meer structuur aan te brengen, is DICA samen met verschillende wetenschappelijke beroepsverenigingen gestart met het structureren van operatieverslagen. Het operatieverslag wordt hierbij in informatieblokken verdeeld: welke patiënt, welke diagnose, welke behandeling, welke nabehandeling. Het doel is om de kwaliteit van de operatieverslagen te verbeteren door eenduidige en volledige verslaglegging. Daarnaast registratielastvermindering door enerzijds hergebruik van gestructureerde gegevens binnen het zorgproces (consulten, MDO’s, orders) en anderzijds voor kwaliteitsregistraties en wetenschappelijk onderzoek. Dit proces is inmiddels voltooid voor darmkankeroperaties (DCRA), met als gevolg dat de data gestructureerd vastgelegd kunnen worden in het elektronisch patiëntendossier en makkelijk kunnen worden verwerkt voor de arts zelf en voor de benchmark. De vervolgstap is dit uit te breiden naar operaties voor heupfracturen (DHFA), longkanker (DLCA-S), ovariumkanker (DGOA) en aneurysma’s (DSAA) en overkoepelend het anesthesiologisch gedeelte van deze operatieverslagen.

Overlijdensdata
De koppeling tussen de DICA registraties en Vektis-data voor overlijdensdata is een belangrijke verrijking van de uitkomstdata bij deze behandelingen. De zorginstellingen krijgen hierdoor toegang tot deze lange termijn overlevingsdata zonder dat hen dit extra registraties kost. Het is een data-uitwisseling die de zorginstellingen laat zien of handelingen in termen van overleving van de patiënt wel of niet zinvol zijn. Belangrijke informatie om tot betere uitkomsten van zorg te komen dus. Dit is een sprekend voorbeeld van hergebruik van data zonder dat een extra handeling vereist is voor de invoer. Daarmee is dit weliswaar geen voorbeeld van vermindering van registratielast, maar wel van toevoeging van relevante data zonder extra registratie. Dit is een waardevolle vernieuwende stap.

Informatie, inzichten en resultaten

Facts over DICA