Er is een duidelijke toename in het percentage patiënten bij wie resectie van hun coloncarcinoom op laparoscopische wijze plaatsvindt. [Figuur 1a]. Deze operatietechniek blijkt niet alleen veilig, maar geeft ook betere uitkomsten dan open chirurgie: minder morbiditeit en mortaliteit. In 2015 werden 89%, 83%, 70% en 47% van de respectievelijk T1-, T2-, T3- en T4-tumoren laparoscopisch behandeld. Dit zijn stijgingen van 25%-30% ten opzichte van 2011.
Van 2011 tot 2015 is het gecompliceerde beloop afgenomen van 20% naar 15% [Figuur 1b]. Het minimaliseren van complicaties weerspiegelt goede kwaliteit, maar complicaties zijn nooit helemaal te voorkomen. Daarom is ook tijdige herkenning en goede behandeling essentieel. Uit onderzoek met de DSCA-gegevens bleek dat verschillen in mortaliteit tussen ziekenhuizen maar deels verklaard konden worden door verschillen in optreden van ernstige complicaties. Failure to Rescue, het percentage patiënten dat overlijdt aan een ernstige postoperatieve complicatie, speelt een belangrijke rol in het inzichtelijk maken van de mate waarin complicaties adequaat worden opgelost en is inmiddels opgenomen in de indicatorenset van de DSCA. De kans op sterfte na een resectie voor coloncarcinoom is gedaald van 4,8% in 2011 naar 2,3% in 2015 [Figuur 1b]. In de DSCA worden geen patiënten geregistreerd waarvan afgezien wordt van operatie, bijvoorbeeld vanwege een vergevorderd tumorstadium of uitgebreide comorbiditeit.
De radicaliteit van resecties in verband met T4 colontumoren is van belang voor de lange termijn oncologische uitkomst. Er is een substantiële afname van irradicale resecties van T4-colontumoren bereikt van 16,3% in 2011 tot 7,9% in 2015 [Figuur 1b].
De behandeling van het rectumcarcinoom heeft de afgelopen decennia een grote ontwikkeling doorgemaakt. Voor een curatieve behandeling blijft een radicale resectie de hoeksteen en deze vindt steeds vaker laparoscopisch plaats [Figuur 1a]. De DSCA had een belangrijke rol in het signaleren van overbehandeling met neoadjuvante radiotherapie voor het vroege stadium rectumcarcinoom. Mede op basis hiervan is in 2014 een gereviseerde richtlijn verschenen. De DSCA heeft ook laten zien dat de kwaliteit van de APR is verbeterd. De recente ontwikkelingen in de chirurgische behandeling hebben geleid tot een afname van de mortaliteit (van 3,2% in 2011 naar 1,2% in 2015) [Figuur 2a], en gecompliceerd beloop na operatie (van 24% in 2011 naar 20% in 2015) [Figuur 2a].
De primaire anastomose die bij de LAR wordt aangelegd gaat nog steeds gepaard met een substantieel risico op naadlekkage. Er is een voortdurende discussie over de rol die een deviërend stoma moet spelen voor het beperken van de klinische consequenties van de naadlekkages. De DSCA liet zien dat een selectief gebruik van deviërende stoma’s door bepaalde ziekenhuizen niet gepaard ging met hogere postoperatieve mortaliteit of complicaties.
De CRM is een prognostische factor voor het krijgen van een recidief, afstandsmetastasen en de overleving. De DSCA laat zien dat een tumorvrije CRM [Figuur 2a] steeds vaker wordt verkregen. Ervaring met deze ingreep blijkt hierin een rol te spelen. Zo is een laag jaarlijks behandelvolume (minder dan 20 patiënten) onafhankelijk geassocieerd met een hoger percentage CRM-positiviteit5. De minimale volumenorm van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde is hiermee onderbouwd.
Vanaf 2014 is het landelijke bevolkingsonderzoek darmkanker gestart in Nederland. Aangezien darmkanker vrijwel altijd uit een, meestal al langer bestaand, goedaardig voorstadium ontstaat, is vroegtijdige opsporing belangrijk. De patiënten die via het bevolkingsonderzoek voor operatie in aanmerking komen worden in de DSCA geregistreerd. Het ligt in de lijn der verwachting dat het aantal darmkankerpatiënten eerst zal stijgen door het bevolkingsonderzoek (meer vroeg detectie van relatief kleine tumoren), waarna er een stabilisatie en tenslotte weer een afname van het aantal patiënten zal plaatsvinden. In de DSCA wordt sinds 2014 in lijn hiermee een duidelijke verschuiving in T-stadium gezien voor colontumoren [Figuur 3a]. Bij rectumtumoren is deze verschuiving minder duidelijk zichtbaar [Figuur 3b]. Bij de interpretatie van de gegevens uit de DSCA zal rekening gehouden moeten worden met deze ‘nieuwe’ groep patiënten die in de DSCA wordt geregistreerd.
Een belangrijke groep patiënten die niet in de DSCA wordt vastgelegd is die met T1-tumoren die bij coloscopie zijn verwijderd (en geen aanvullende operatie ondergaan) en patiënten die na de operatie geen maligniteit blijken te hebben. Om het overzicht van de darmkankerzorg in Nederland nog beter in beeld te krijgen, heeft de DSCA-werkgroep twee belangrijke doelstellingen. Allereerste het multidisciplinair maken van de huidige registratie, waarbij oncologen en radiotherapeuten ook de kwaliteit van zorg kunnen gaan evalueren. Daarnaast is de wens een koppeling met de nieuwe MDL-coloscopie-registratie (de DGEA, Dutch Gastrointestinal Endoscopy Audit) te creëren. Met een dergelijke geïntegreerde aanpak, kunnen de betrokken beroepsverenigingen samen verbetering van de behandeling van darmkanker stimuleren.
Hieronder kunt u inloggen en gegevens invoeren.