De incidentie van het cervixcarcinoom in Nederland bedraagt 7 per 100.000 vrouwen per jaar.1 De leeftijdsverdeling van patiënten met cervixcarcinoom in DGOA-2017 vertoont een curve van 21 tot 89 jaar met een gemiddelde van 48,1 jaar (SD +/- 14,8). De belangrijkste risicofactor voor het cervixcarcinoom is een persisterende virale infectie met een oncogeen HPV-type.
Bevolkingsonderzoek
In 2017 is het bevolkingsonderzoek voor cervixcarcinoom gewijzigd en is gestart met getrapt screenen. Eerst wordt middels een uitstrijkje getest op de aanwezigheid van een oncogeen HPV-type, waarna hetzelfde uitstrijkje eventueel cytologisch wordt herbeoordeeld. Bij een normale uitslag volgt na 6 maanden een controle-uitstrijkje. Vooralsnog ontvangen alle vrouwen tussen 30 en 60 jaar eens per vijf jaar een oproep. Vanaf 2022 ontvangen vrouwen van 45 en 55 jaar alleen een uitnodiging als zij in de voorgaande screeningsronde hrHPV-positief waren of wanneer zij niet hebben deelgenomen.
Centralisatie van patiënten
In Nederland is de behandeling van patiënten met cervixcarcinoom gecentraliseerd in de gynaeco-oncologische centrumziekenhuizen, met een minimum van 20 chirurgische procedures per jaar. Omdat de wachttijden tussen diagnose en behandeling angst, onzekerheid en stress kunnen vergroten, is het van belang de patiënt spoedig te verwijzen en behandelen.
De mediane wachttijd voor alle cervixcarcinoom patiënten tussen 2015 en 2017 (FIGO-stadium IA1 uitgezonderd; n=774) was 43 dagen (IQR 31-58) [figuur 1]. Het betreft de wachttijd vanaf het moment van diagnose middels een biopt (vaak afgenomen in een niet-centrumziekenhuis) tot aan de start van de behandeling in het centrumziekenhuis. Er bestaan geen significante verschillen in gemiddelde wachttijd tussen de centrumziekenhuizen.
In Nederland wordt jaarlijks bij circa 1.900 vrouwen een endometriumcarcinoom gediagnosticeerd2, waarvan 1.502 patiënten die een behandeling hebben ondergaan in DGOA-2017 zijn opgenomen. De leeftijdsverdeling in DGOA-2017 vertoont een curve verlopend van 21 tot 101 jaar met een gemiddelde van 67,9 jaar (SD +/- 10,4).
Preoperatieve diagnostiek
Preoperatief wordt de diagnose endometriumcarcinoom in de meeste gevallen gebaseerd op een endometriumsampling (Pipelle). Vervolgens wordt er een onderscheid gemaakt tussen hoog-risico tumorcategorieën: sereus type, clearcell type en slecht gedifferentieerd endometrioid type. Bij patiënten met een klinisch vroeg-stadium sereus en/of clearcell endometriumcarcinoom (FIGO I-II) wordt een complete stadiëring geadviseerd. Hieronder valt afname ascites en/of spoelvloeistof voor cytologisch onderzoek, uterus- en adnex extirpatie, infracolische omentectomie, minimaal 6 biopten peritoneum, en minimaal 10 lymfklieren van minimaal 5 locaties. Deze ingreep mag alleen worden uitgevoerd in ziekenhuizen waar ook stadiëringsprocedures voor vroeg-stadium ovariumcarcinoom worden verricht (SONCOS-normeringsrapport).3
Volledige stadiëring
Wanneer er gekeken wordt naar de compleetheid van de stadiëringsoperatie van het klinisch vroeg-stadium sereus type endometriumcarcinoom in de periode 2015 - 2017, zijn er 201 patiënten geïncludeerd uit 10 centrumziekenhuizen. Bij slechts 22 patiënten (10,9%) werd een volledige stadiëring uitgevoerd [figuur 2]. Met name het percentage peritoneale biopten (41,8%) en ascites/spoelvloeistof afname (29,4%) verklaart dit lage percentage complete stadiëring.
Concluderend kan er gesteld worden dat in Nederland een groot verschil zichtbaar is tussen ziekenhuizen in het volgen van de landelijke richtlijnen omtrent stadiëringsoperaties voor het vroeg-stadium sereuze endometriumcarcinomen. Terugkoppeling in de wetenschappelijke commissie en de WOG-vergadering zal een heroverweging van het landelijke protocol moeten initiëren.
De incidentie van het ovariumcarcinoom in Nederland bedraagt ongeveer 1.300 per jaar.4 In DGOA-2017 zijn er 1.256 nieuwe patiënten geregistreerd met een ovariumcarcinoom, waarvan 648 patiënten een debulkingoperatie hebben ondergaan i.v.m. een hoog-stadium tumor. De gemiddelde leeftijd van de patiënt met een ovariumcarcinoom bedroeg in 2017 62,6 jaar (SD +/- 14,1).
Gynaecologisch-oncologische centrumziekenhuizen
Nederland kent voor de behandeling van het ovariumcarcinoom 10 gynaecologisch-oncologische centrumziekenhuizen. Daarnaast zijn er nog enkele instellingen die een samenwerkingsverband hebben met het centrumziekenhuis, waarbij de gynaecoloog opereert in het geaffilieerde centrum. SONCOS heeft vastgesteld dat elk ziekenhuis, waar een gynaecologisch-oncologische chirurgische behandeling plaatsvindt, een minimum van 20 debulkingoperaties per jaar moet uitvoeren.
Hoog-stadium ovariumcarcinoom
De behandeling van het hoog stadium ovariumcarcinoom (FIGO-stadium IIb t/m IV) bestaat uit de combinatie van debulkingchirurgie en chemotherapie. Bij complete debulkingchirurgie worden geen macroscopische tumorresten meer gezien en bij optimale debulking zijn er enkel restlaesies ≤ 1cm zichtbaar. Indien complete, dan wel optimale debulkingchirurgie niet mogelijk is, wordt geprobeerd zoveel mogelijk tumor te verwijderen (incomplete debulking).
Complete debulking
In de 10 centrumziekenhuizen zijn tussen 2015 en 2017 in totaal 1.314 patiënten behandeld met debulkingchirurgie bij een hoog-stadium ovariumcarcinoom. Hierbij is in 110 (8,4%) gevallen een incomplete debulking bereikt, in 287 (21,8%) gevallen een optimale debulking en in 902 (68,6%) gevallen een complete debulking [figuur 3]. De verschillen tussen de centrumziekenhuizen zullen binnen de wetenschappelijke commissie en WOG-vergadering teruggekoppeld worden waarbij er een verdiepende analyse gaat plaatsvinden naar de geconstateerde verschillen inclusief correlatie met uitkomstmaten zoals overleving en complicaties.
Hieronder kunt u inloggen en gegevens invoeren.