Door de wetenschappelijke verenigingen van longartsen (NVALT), radiotherapeuten (NVRO), thoraxchirurgen (NVT) en longchirurgen (NVvL) is gewerkt aan de ontwikkeling van de Dutch Lung Cancer Audit (DLCA). Doel is om het multidisciplinaire traject van diagnostiek en behandeling, verspreid over meerdere behandelcentra, van patiënten met longkanker in beeld te brengen en meer geïntegreerde kwaliteitsevaluatie van deze zorg mogelijk te maken.
DLCA-L
Na het starten van de audit door chirurgen in 2012 en radiotherapeuten in 2014, zijn de longartsen in 2016 gestart met hun sub-registratie, de DLCA-L, waarbij zij ook de follow-up vastleggen. Het jaar 2016 is een pilot jaar. Vanaf 2017 worden alle patiënten waarbij de diagnose longkanker is gesteld, geregistreerd in DLCA-L. Dit zijn ongeveer 12.000 patiënten met een longcarcinoom per jaar.
Registrerende centra
Figuur 1 toont, per sub-registratie, het aantal centra dat deelneemt aan de audit en het aantal patiënten geregistreerd vanwege een niet-kleincellig longcarcinoom over de tijd. Duidelijk zichtbaar is dat de audit steeds completer wordt, waarbij de registratie door chirurgen en radiotherapeuten stabiel is sinds 2015 en longartsen een grote stap hebben gemaakt ten opzichte van het voorgaande jaar.
Goede start
De DLCA-L is niet compleet in het pilot jaar 2016, maar er lijkt een goede start te zijn gemaakt. Men mag verwachten dat bij evaluatie van het jaar 2017 het totale aantal patiënten met longkanker in Nederland duidelijk wordt en er eerste inzichten zijn in de kwaliteitsindicatoren, bijvoorbeeld ten aanzien van doorstroomtijden en verschillen in behandeling.
Ongeveer 20% van de patiënten met een niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) wordt gediagnosticeerd met een klinisch stadium I.1 Hierbij is de tumoromvang beperkt, is er geen ingroei in de long of omgevende weefsels en zijn er geen (lymfeklier) uitzaaiingen.2 Curatieve behandeling is mogelijk middels chirurgische resectie of - wanneer patiënten qua conditie niet in aanmerking komen voor chirurgie - radiotherapie.
Patiëntkarakteristieken
Figuur 2 toont de karakteristieken van patiënten met een klinisch stadium I NSCLC in het registratiejaar 2016, het jaar waarin longartsen voor het eerst deelnamen aan de audit. In 2016 registreerden longartsen 686 patiënten met stadium I NSCLC, radiotherapeuten en chirurgen respectievelijk 1276 en 1050 patiënten. In de figuur is de variatie zichtbaar in de, soms overlappende, populaties die de verschillende specialismen behandelen. Patiënten die behandeld worden door de radiotherapeut zijn ouder: 43% is ouder dan 75 jaar, terwijl dit bij de longartsen 35% is en bij de chirurgen 17%. Daarnaast is de performance status (PS) van patiënten die een operatie ondergaan beter: 81% heeft een PS van 0 of 1, dit is respectievelijk 80% en 55% bij longartsen en radiotherapeuten. De longfunctie van chirurgisch behandelde patiënten is ook beter dan die van patiënten die bestraling ondergaan, hoewel van deze laatste patiëntengroep niet alle data bekend is.
Inzicht
Deze resultaten laten zien dat de multidisciplinaire DLCA een steeds beter en completer inzicht gaat geven in de daadwerkelijke praktijkvoering in Nederland, onder andere bij patiënten met stadium I niet-kleincellig longcarcinoom.
Oudere leeftijd wordt vaak gezien als risicofactor voor een ongunstige uitkomst van behandeling. Toch worden behandeluitkomsten bij longkanker zelden geëvalueerd voor de oudere populatie als subgroep.
Comorbiditeit en performance status
Van alle patiënten in Nederland die een chirurgische of radiotherapeutische behandeling voor een niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) ondergaan is respectievelijk 18% en 35% 75 jaar of ouder. Patiënten ouder dan 75 jaar hebben meer comorbiditeit: ±50% heeft een Charlson Score ≥ 2, vergeleken met ±45% en ±25% bij respectievelijk patiënten tussen de 60-74 en jonger dan 60 jaar. Ook het percentage patiënten met een slechtere performance status (PS ≥ 2) is het hoogst bij patiënten ≥ 75 jaar. Dit geldt voornamelijk bij patiënten die bestraald worden (24%, versus 5% bij geopereerde patiënten).
Uitkomsten bij ouderen
In Figuur 3 wordt de mortaliteit na -in opzet curatieve- behandeling weergegeven per leeftijdscategorie.
Bij patiënten die chemoradiotherapie krijgen vanwege een stadium III NSCLC neemt de 90-dagen mortaliteit toe met de leeftijd tot 10% in de groep ≥ 75 jaar (Figuur 3B). Hoewel behandeling met concurrent chemoradiotherapie al in een geselecteerde groep lijkt plaats te vinden - slechts 29% van de patiënten ≥75 jaar - is de kans op overlijden nog steeds het hoogste in die leeftijdscategorie.
De 30-dagen mortaliteit van chirurgische behandeling stijgt ook met de leeftijd, vooral wanneer resectie plaatsvindt middels pneumectomie (14%) en bij patiënten die geopereerd worden vanwege een stadium IIIa (12%).
Invloed op uitkomsten
Voor zowel radiotherapie als chirurgie geldt dat naast leeftijd, ook comorbiditeit (Charlson Score) en performance status het risico op mortaliteit na behandeling beïnvloeden. Dit zijn belangrijke factoren om een optimaal individueel behandelplan op te kunnen stellen.
Hieronder kunt u inloggen en gegevens invoeren.